Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word lieftallig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(lief)
🔗 Wat is ze lieftallig, vindt u niet?
(aardig; minzaam; vriendelijk);
kindly
(beminnelijk; lieftallig)
(beminde; geliefde; liefste);
sweetheart
(beminde; geliefde; liefje);
sweetheart
;
(lieveling; schat)
sweetheart
(liefje; lieveling; schat; schatje)
sweetheart
(dierbaar; geacht; waard);
🔗 „Volg me,” fluisterde Taurus, „en blijf achter me als je leven je lief is.”
(aardig; minzaam; vriendelijk)
sweetness

DutchEnglish
lieftallig sweet; sweetly
lief amiable; bland; bonny; cunning; cute; darling; dear; endearing; fond; gentle; good; leman; lief; nice; nicely; prettily; pretty; sweet; sweet‐natured; beloved; kind; amiably; kindly; love; sweetheart
lieftalligheid sweetness