Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word feest

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(festiviteit; fuif; partij)
celebration
; ; ; ;
festivity
;
🔗 Ik wilde je bedanken voor het feest van gisteravond.
(bruiloft; trouwpartij)
wedding‐party
🔗 „Zelfs op feestdagen”, merkte Navarth op, „gaan ze hun belasting betalen.”
festive
;
🔗 Op datzelfde moment naderde buiten de burgemeester het feestelijke pand.
(feestvieren; fuiven; vieren)
🔗 De afgelopen anderhalf jaar hebben Russen veel gefeest en geleefd alsof de oorlog niet bestond.
(banket; festijn; smulpartij; feestmaaltijd);
🔗 Daar gaan onze feestmalen!
(banket; feestmaal; festijn; smulpartij);
🔗 Zo was er die avond weer een feestmaaltijd in Slot Bommelstein.
(fuiven; vieren; feesten)
🔗 Nu vieren we hier feest.
;
spree
wedding
;
wedding‐feast
;
wedding‐party
;
(kerstmis; kerst)
🔗 Het kerstfeest was in volle gang.
(pinksteren)

DutchEnglish
feest⇆ cakes and ale; ⇆ celebration; ⇆ feast; ⇆ festival; ⇆ festivity; ⇆ fête; ⇆ gala; ⇆ holiday; ⇆ occasion; ⇆ party; ⇆ rejoicings
een waar feest⇆ a treat
kerkelijk feest⇆ church festival
bedrijfsfeest⇆ company party
bruiloftsfeest⇆ wedding‐party
dankfeest⇆ thanksgiving feast; ⇆ harvest festival
doopfeest⇆ christening feast
eeuwfeest⇆ centenary; ⇆ centennial
familiefeest⇆ family celebration
feestavond⇆ festive evening; ⇆ festive night
feestcommissie⇆ entertainment committee
feestdag⇆ festival; ⇆ holiday; ⇆ feast‐day; ⇆ festive day; ⇆ festal day; ⇆ high day; ⇆ holy day
feestdiner⇆ festive dinner; ⇆ festive board; ⇆ banquet
feestdis⇆ festive dinner; ⇆ festive board; ⇆ banquet
feestdronk⇆ toast
feestdrukte⇆ festive excitement; ⇆ festive commotion; ⇆ festive turmoil; ⇆ festive bustle
feestelijk⇆ convivial; ⇆ festal; ⇆ festival; ⇆ festive; ⇆ celebratory
feestelijkheid⇆ conviviality; ⇆ entertainment; ⇆ festivity; ⇆ function; ⇆ gala; ⇆ revel; ⇆ merrymaking; ⇆ rejoicings
feesteling⇆ hero of the feast
feesten⇆ rejoicings; ⇆ feast; ⇆ make merry; ⇆ celebrate
feestganger⇆ merrymaker
feestgewaad⇆ festive attire; ⇆ festal dress
feesthoed⇆ party hat
feestmaal⇆ banquet; ⇆ feast
feestmaaltijd⇆ banquet; ⇆ feast
feestneus⇆ false nose
feestprogramma⇆ programme of festivities; ⇆ programme of the festivities
feestrede⇆ speech of the day
feestredenaar⇆ speaker of the day
feeststemming⇆ festive mood
feestterrein⇆ festive grounds
feestvarken⇆ hero of the feast
feestverlichting⇆ fairy‐lights; ⇆ illumination
feestvieren⇆ celebrate; ⇆ feast; ⇆ make merry
feestviering⇆ festival; ⇆ feasting; ⇆ feast; ⇆ celebration of a feast
feestvreugde⇆ festivity; ⇆ merrymaking; ⇆ revelry; ⇆ festive joy
feestzaal⇆ assembly room
huwelijksfeest⇆ wedding; ⇆ wedding‐feast; ⇆ wedding‐party
kerstfeest⇆ Christmas; ⇆ Christmas‐feast
liefdadigheidsfeest⇆ charity‐party
loofhuttenfeest⇆ Feast of Tabernacles
muziekfeest⇆ festival
offerfeest⇆ sacrificial feast
oogstfeest⇆ harvest home; ⇆ harvest festival
personeelsfeest⇆ personnel party
pinksterfeest⇆ Pentecost; ⇆ Whitsuntide
poerimfeest⇆ Purim
schoolfeest⇆ school function; ⇆ school party
seksfeest⇆ sex party
Sint‐Maartenfeest⇆ Martinmas
suikerfeest⇆ Eid‐al‐Fitr
trouwfeest⇆ bridal; ⇆ wedding; ⇆ wedding‐feast
tuinfeest⇆ garden‐party; ⇆ garden‐fête
verjaardagsfeest⇆ birthday party
verlovingsfeest⇆ engagement party
volksfeest⇆ national feast