Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word eigenaar

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De eigenaar stond enkele ogenblikken sprakeloos.
(vertrouwd);
;
personal
;
🔗 En dat in mijn eigen kelder!
house‐owner
(grondbezitter)
landlord

DutchEnglish
eigenaar master; owner; possessor; proprietor
van eigenaar veranderen change hands
van eigenaar verwisselen change hands
eigen appropriate; own; personal; private; proper; of one’s own; separate; peculiar; characteristic; friendly; familiar; intimate
eigenares proprietress; owner
fabriekseigenaar mill‐owner; factory owner
grondeigenaar landed property; landholder; landowner
hoteleigenaar hotel owner
huiseigenaar home‐owner; house‐owner; landlord
landeigenaar landowner; landed proprietor
medeëigenaar joint‐owner; part‐owner