Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bezielen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(animeren; verlevendigen)
🔗 Waar het te voorschijn kwam was een overvloed aan recent verlaten lichamen, dus het wezen nam bezit van een van de lijken, bezielde het en maakte zich uit de voeten.
enthuse
(inspireren);
🔗 De politie weet niet wat de man bezielde.
rousing
entuziasmiga
soul
psyche
🔗 Als u nog in de stad bent, kunt u nauwelijks meer doen voor het verrijken van uw ziel.

DutchEnglish
bezielen animate; come over; infuse; inspire; inspirit; possess; vitalize; vivify
bezielend rousing; inspiring
ziel bore; inner man; life‐blood; soul