Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word ambt

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(betrekking; plaats); ;
🔗 Denk toch aan zijn heilig ambt, zoon.
(betrekking; plaats; post); ;
🔗 „Zeker, eerwaarde vader,” zei de leermeester, „ik ben niet tot dit hoge ambt gekomen zonder hiervan op de hoogte te zijn.”
(officieel)
🔗 Het moet een ambtelijke vergissing zijn, waarde heer.
(ambtshalve)
officially
laŭofice
🔗 Dit kantoor bestaat ambtelijk niet.
senofica
(rijksambtenaar; staatsambtenaar)
civil servant
🔗 Dat zegt iets over de macht van ambtenaren.
(collega);
🔗 „Dat zal er niet ver naast zijn!” gaf zijn ambtgenoot toe.
(collega; vakgenoot)
(confrater)
oath of office
(dienstgeheim)
official secret
🔗 Daarna zal Rusland zijn troepen weghalen uit Wit‐Rusland, herhaalde de Russische president Vladimir Putin eerder deze week nog tijdens een onderhoud met zijn Franse ambtsgenoot Emmanuel Macron.
robes of office
ofica kostumo
robes of office
;
vestment
chain of office
🔗 Maar wat ben ik zonder ambtsketen?
abuse of power
ofica krimo
(ambtstermijn)
term of office
(ambtsperiode)
term of office
🔗 Napolitano had in eerste instantie aangegeven niet beschikbaar te zijn voor een tweede ambtstermijn.
(dienstwoning)
official residence
ofica loĝejo

DutchEnglish
ambt appointment; employment; function; ministration; ministry; office; place; post
bij de aanvaarding van zijn ambt on one’s entrance into office
ambtelijk ex officio; ministerial; official
ambteloos out of office
ambtenaar civil servant; functionary; officer; official; public servant; servant; public functionary; clerk
ambtgenoot coadjutor; colleague; counterpart; opposite number
ambtsbroeder brother
ambtsdrager office‐holder
ambtseed oath of office
ambtsgeheim official secret
ambtsgewaad dress; full dress; robes; robes of office; vestment
ambtsketen chain of office
ambtsmisdrijf malfeasance; abuse of power
ambtsperiode term of office
ambtstermijn term of office
ambtsvervulling discharge of one’s official duties
ambtswoning official residence
ereambt honorary post
herdersambt pastorship; pastorate
leraarsambt mastership
notarisambt profession of notary
overheidsambt public office; magistracy
priesterambt priestly office
rechtersambt judgeship
staatsambt public office