Informatie over het woord sparen (Nederlands → Esperanto: indulgi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈspaːrə(n)/
Afbrekingsparen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spaar(ik) spaarde
(jij) spaart(jij) spaarde
(hij) spaart(hij) spaarde
(wij) sparen(wij) spaarden
(jullie) sparen(jullie) spaarden
(gij) spaart(gij) spaardet
(zij) sparen(zij) spaarden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) spare(dat ik) spaarde
(dat jij) spare(dat jij) spaarde
(dat hij) spare(dat hij) spaarde
(dat wij) sparen(dat wij) spaarden
(dat jullie) sparen(dat jullie) spaarden
(dat gij) sparet(dat gij) spaardet
(dat zij) sparen(dat zij) spaarden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spaarspaart
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sparend, sparende(hebben) gespaard

Voorbeelden van gebruik

Waarom had hij haar gespaard?
Alleen Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel lijken gespaard te blijven.
Aangenomen dat ik beloof je leven te sparen, wil je ons dan helpen te ontsnappen en een eed zweren niets te zeggen van mijn diefstallen?
Hij nam dus zijn intrede in het gedeelte van Bommelstein dat door de brand gespaard was.

Vertalingen

Esperantoindulgi