Informatie over het woord sparen (Nederlands → Esperanto: ŝpari)

Synoniem: besparen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈspaːrə(n)/
Afbrekingsparen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spaar(ik) spaarde
(jij) spaart(jij) spaarde
(hij) spaart(hij) spaarde
(wij) sparen(wij) spaarden
(jullie) sparen(jullie) spaarden
(gij) spaart(gij) spaardet
(zij) sparen(zij) spaarden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) spare(dat ik) spaarde
(dat jij) spare(dat jij) spaarde
(dat hij) spare(dat hij) spaarde
(dat wij) sparen(dat wij) spaarden
(dat jullie) sparen(dat jullie) spaarden
(dat gij) sparet(dat gij) spaardet
(dat zij) sparen(dat zij) spaarden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spaarspaart
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sparend, sparende(hebben) gespaard

Voorbeelden van gebruik

Miljoenensteden als Novosibirsk, Krasnojarsk en ook Moskou werden niet gespaard.

Vertalingen

Esperantoŝpari