Information über das Wort noemen (Niederländisch → Esperanto: nomi)

Synonyme: heten, bestempelen als

WortartVerb
Aussprache/ˈnumə(n)/
Trennungnoe·men

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) noem(ik) noemde
(jij) noemt(jij) noemde
(hij) noemt(hij) noemde
(wij) noemen(wij) noemden
(jullie) noemen(jullie) noemden
(gij) noemt(gij) noemdet
(zij) noemen(zij) noemden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) noeme(dat ik) noemde
(dat jij) noeme(dat jij) noemde
(dat hij) noeme(dat hij) noemde
(dat wij) noemen(dat wij) noemden
(dat jullie) noemen(dat jullie) noemden
(dat gij) noemet(dat gij) noemdet
(dat zij) noemen(dat zij) noemden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
noemnoemt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
noemend, noemende(hebben) genoemd

Gebrauchsbeispiele

Ik ben er trots op je mijn kameraad te mogen noemen.
De maatregel van Rusland is opvallend te noemen, want Moskou probeert juist te voorkomen dat gewone Russen in hun dagelijks leven iets merken van de oorlog.
De Noordkoreaanse leider Gim Jeong‐eun noemt de corona‐uitbraak in zijn land „een grote ramp”.
U hebt me een pad genoemd, zonder moed.
In een partijverklaring noemt de DA de regering een „useful idiot”.

Übersetzungen

Afrikaansnoem
Englischcall; label; label as
Esperantonomi
Niederdeutschnöämen