Sinonieme: doen, plaatsen, steken, zetten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɔpə(n)/ |
---|
Afbreking | stop·pen |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) stop | (ik) stopte |
(jij) stopt | (jij) stopte |
(hij) stopt | (hij) stopte |
(wij) stoppen | (wij) stopten |
(jullie) stoppen | (jullie) stopten |
(gij) stopt | (gij) stoptet |
(zij) stoppen | (zij) stopten |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) stoppe | (dat ik) stopte |
(dat jij) stoppe | (dat jij) stopte |
(dat hij) stoppe | (dat hij) stopte |
(dat wij) stoppen | (dat wij) stopten |
(dat jullie) stoppen | (dat jullie) stopten |
(dat gij) stoppet | (dat gij) stoptet |
(dat zij) stoppen | (dat zij) stopten |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stop | stopt |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
stoppend, stoppende | (hebben) gestopt |
Ik hoop niet dat ze ons in die stalen muizeval stoppen.
Ik stopte ze in een holte en legde er een steen op.
Mag ik vragen waarom je hem daar gestopt hebt?