Informasie oor die woord stoppen (Nederlands → Esperanto: fliki)

Sinonieme: boeten, flikken, lappen, oplappen, verstellen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstɔpə(n)/
Afbrekingstop·pen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) stop(ik) stopte
(jij) stopt(jij) stopte
(hij) stopt(hij) stopte
(wij) stoppen(wij) stopten
(jullie) stoppen(jullie) stopten
(gij) stopt(gij) stoptet
(zij) stoppen(zij) stopten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) stoppe(dat ik) stopte
(dat jij) stoppe(dat jij) stopte
(dat hij) stoppe(dat hij) stopte
(dat wij) stoppen(dat wij) stopten
(dat jullie) stoppen(dat jullie) stopten
(dat gij) stoppet(dat gij) stoptet
(dat zij) stoppen(dat zij) stopten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stopstopt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
stoppend, stoppende(hebben) gestopt

Voorbeelde van gebruik

Ze reinigde zijn jas, maakte een hete anijsmelk klaar en ging ten slotte gezellig tegenover hem zitten stoppen.
Zwijgend zaten ze tegenover elkaar in de zitkamer, Linda met een paar sokken die ze moest stoppen en Davy lusteloos bladerend in een tijdschrift.

Vertalinge

Deensreparere
Duitsausbessern; flicken
Engelsmend
Esperantofliki
Faroëesbjarva; bøta; pjøssa
Fransrapiécer
Katalaansadobar; aparracar; apedaçar; reparar
Portugeesconsertar; remendar
Saterfriesflikje; lapje; stukje; uutbeeterje
Spaansremendar
Sweedsflicka
Thaiปะ
Tsjeggiesopravovat; spravovat; vyspravit; záplatovat