Informatie over het woord judge (Engels → Esperanto: juĝi)

Synoniemen: rule, try, adjudge, adjudicate

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/dʒɐdʒ/
Afbrekingjudge
Shaw‐alfabet𐑡𐑳𐑡
Deseret‐alfabet𐐾𐐲𐐾

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) judge(I) judged
(thou) judgest(thou) judgedst
(he) judges, judgeth(he) judged
(we) judge(we) judged
(you) judge(you) judged
(they) judge(they) judged
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) judge (I) judged
(thou) judge(thou) judged
(he) judge(he) judged
(we) judge(we) judged
(you) judge(you) judged
(they) judge(they) judged
Gebiedende wijs
judge
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
judgingjudged

Vertalingen

Catalaansjutjar
Deensdømme
Duitsurteilen; beurteilen
Engels (Oudengels)deman
Esperantojuĝi
Faeröersdøma
Finstuomita
Fransjuger
Latijncensere; iudicare
Nederlandsoordelen
Papiamentshusga; huzga
Portugeesjulgar
Saterfriesbeuurdeelje; gjuchte; uurdeelje
Spaansjuzgar
Tsjechischposuzovat; soudit
Westerlauwers Friesoardielje
Zweedsdöma