Informatie over het woord ablaufen (Duits → Esperanto: finiĝi)

Synoniemen: enden, endigen, aufhören, zu Ende gehen, ein Ende nehmen, auslaufen

Uitspraak/ˈaplaʊfən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) ablauft (er) ablief
(sie) ablaufen (sie) abliefen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) ablaufe (er) abliefe
(sie) ablaufen (sie) abliefen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ablaufend(sein) abgelaufen

Vertalingen

Afrikaanseindig
Deensebbe ud
Engelsexpire
Esperantofiniĝi
Faeröersverða endaður
Fransfinir; prendre fin; se terminer
Maleisberakhir
Nederlandsaflopen; eindigen; ophouden; uitgaan; uitraken; verlopen; ten einde lopen
Noorsutlope
Papiamentskaba
Portugeesacabar; terminar
Roemeensse sfârși
Saterfrieseendigje; eendje
Spaansexpirar; terminarse
Sranankaba
Thaisจบ; เสร็จ
Turksbitmek
Westerlauwers Friesbeteare
Zweedssluta