Informatie over het woord ablaufen (Duits → Esperanto: elflui)

Synoniemen: ausfließen, herauslaufen, auslaufen, abfließen, überfließen, überlaufen

Uitspraak/ˈaplaʊfən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) ablauft (er) ablief
(sie) ablaufen (sie) abliefen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) ablaufe (er) abliefe
(sie) ablaufen (sie) abliefen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ablaufend(sein) abgelaufen

Vertalingen

Engelsspill
Esperantoelflui
Fransdégager
Nederlandsovervloeien; uitstromen