Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord gezellig

Nederlands	Engels (indirect vertaald)	Esperanto
gezellig (huiselijk)	homy ; cosy	hejmeca
🔗 Zij bevonden zich in een kleine gezellige kamer.
gezellig	gregarious	sociema
gezellig (maatschappelijk; sociaal)	social	socia
🔗 De lunch was geen gezellige maaltijd.
gezellig	close	intima
🔗 Maar het was erg gezellig, en onder het diner werd de verstandhouding steeds beter.
gezelligheid	closeless ; intimacy ; nearness	intimeco

Nederlands	Engels
gezellig	⇆ chummy; ⇆ companionable; ⇆ conversable; ⇆ conversive; ⇆ convivial; ⇆ cosily; ⇆ cosy; ⇆ enjoyable; ⇆ folksy; ⇆ homy; ⇆ livable; ⇆ pleasant; ⇆ snug; ⇆ sociable; ⇆ social
gezelligheid	⇆ companionship; ⇆ conviviality; ⇆ sociability; ⇆ sociality; ⇆ companionableness; ⇆ snugness; ⇆ cosiness