Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord brug

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(commandobrug)
🔗 Ik heb op de brug een lamp gezien.
🔗 Daar voor ons is een brug!
(wipbrug)
bascule bridge
;
(barbacane)
first form
observa klaso
🔗 Nu bleef ik tot overmaat van ramp ook nog zitten in de brugklas, in de vaste overtuiging dat ik nooit van mijn leven verkering zou krijgen.
(brug)
🔗 Na de ronde over het gehele schip ging de hele processie naar de commandobrug.
(geheugensteuntje)
suspension bridge
pendoponto
🔗 In de Franse plaats Mirepoix‐sur‐Tarn is maandag een hangbrug ingestort.
;
glabella
(overspannen)
(schipbrug; vlotbrug)
🔗 Maar dat deed hij niet, en zo kwamen wij allemaal samen druk pratend bij de pontonbrug over de vijver.
schipbrug
(vlotbrug)
vlotbrug
(schipbrug)
hydrogen bond
hidrogena ligo
🔗 In vloeibaar propanal treft men geen waterstofbruggen aan.

NederlandsEngels
brug bridge; parallel bars
over de brug komen pay up; cough up
Baileybrug Bailey bridge
boogbrug arch bridge; arched bridge
brugbalans platform‐balance
brugdek roadway
bruggegeld toll; bridge‐toll
bruggehoofd abutment; beachhead; bridgehead
bruggepensioneerde <person receiving an early retirement benefit>
bruggeschans barbican
bruggewachter bridgeman; bridgekeeper
brugklas <in the Netherlands the first class of a secondary school>
brugleuning railing; parapet
brugpensioen <early retirement benefit>
brugpijler pier; pillar
brugwachter bridgekeeper; bridgeman
commandobrug bridge; navigating bridge
draaibrug swing‐bridge
ezelsbruggetje mnemonic; aid
gierbrug flying‐bridge
hangbrug suspension bridge
hefbrug lift‐bridge; lifting‐bridge
kettingbrug suspense bridge; chain bridge
klapbrug leaf‐bridge
koebrug orlop
kokerbrug tubular bridge
landingsbrug landing‐bridge; landing‐stage
loopbrug catwalk; foot‐bridge; gangway; walkway
luchtbrug air bridge; airlift; lift; overhead bridge; walkway
noodbrug flying‐bridge; temporary bridge
ophaalbrug drawbridge; lift‐bridge
overbruggen bridge; stand astride; span; bridge over; tide over
paalbrug pile‐bridge
pontonbrug pontoon bridge
schipbrug floating bridge; bridge of boats
spoorbrug railway bridge
tolbrug toll‐bridge
touwbrug rope‐bridge
valbrug drawbridge
verkeersbrug road‐bridge
vlotbrug floating bridge
voetbrug foot‐bridge
waterstofbrug hydrogen bond