Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord wife

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(mate; spouse);
🔗 Where are you, my wife?
take to wife
(marry; wed; marry away)
;
🔗 The White House staff secretary resigned after two of his ex‐wives publicly accused him of physical and emotional domestic abuse.
(housewife; homemaker);
vrouw des huizes
🔗 The goodwives were fine and kindly women for the most part, but he hated being pushed into anything, and they made him feel as if he were being prodded with sticks.
(homemaker; goodwife)
midwife
(obstetrician)
verloskundige

EngelsNederlands
wife echtgenote; gade; huisvrouw; vrouw; wijf
baker’s wife bakkersvrouw
child wife kindvrouwtje
farmer’s wife boerin
fisherman’s wife vissersvrouw
husband and wife man en vrouw
old wives’ tales bakerpraatjes; oudewijvenpraatjes
take to wife tot vrouw nemen; trouwen
wife beater vrouwenbeul
ex‐wife ex‐vrouw
fishwife visvrouw; viswijf
goodwife huisvrouw; vrouw des huizes
housewife huisvrouw; naaietui; naaizakje; necessaire
midwife vroedvrouw
wifely echtelijk; vrouwelijk
wifey vrouwtje