Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord payment

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
payment
(full payment)
🔗 That payment was first reported by the Wall Street Journal last month.
payment
;
storting
;
balance of payments
down payment
(first instalment; initial deposit; instalment)
unua partpago
giro payment slip
method of payment
(payment method)
payment method
(method of payment)
term of payment
(term; instalment)
(ante up);
🔗 But he never paid his creditors a penny.
(salary; wage; wages; remuneration; stipend); ; ; ;
traktement
;
salajri
pagegi
(sou; halfpenny)
;
🔗 Have you paid him for it?
(pay for);
🔗 I’ll pay any price in my power if you help him.
🔗 If you do not like it, you need not pay.
repayment
(instalment)
repayment
(reimbursement)

EngelsNederlands
payment afdoening; betaling; delging; loon; storting; uitbetaling; uitkering; voldoending
advance payment voorafbetaling
balance of payments betalingsbalans
cash payment contante betaling
down payment aanbetaling; afbetalingstermijn
giro payment slip acceptgirokaart
in default of payment bij wanbetaling
in payment of ter betaling van
interest payment rentevergoeding
method of payment betalingswijze
on payment of tegen betaling van
on the payment by instalments plan op afbetaling
payment by instalments afbetaling in termijnen; termijnbetaling
payment in advance vooruitbetaling
payment method betaalwijze
payment reminder betalingsherinnering
present payment contante betaling
redundancy payment afvloeiingsregeling
supplementary payment suppletie
suspension of payment staking van betaling
term of payment betalingstermijn
terms of payment betalingscondities; betalingsvoorwaarden
token payment symbolisch betaling
non‐payment niet‐betaling; wanbetaling
part‐payment gedeeltelijke betaling
pay aanzuiveren; besteden; betalen; betaling; betuigen; bezoldigen; bezoldiging; de moeite lonen; gage; honoreren; lonen; loon; opbrengen; renderen; salaris; salariëren; soldij; traktement; uitbetalen; uitkeren; vergelden; vergoeden; voldoen
prepayment frankering; vooruitbetaling
repayment afbetalingstermijn; aflossing; beantwoording; restitutie; terugbetaling; vergelding
underpayment onderbetaling