Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord partner

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(associate);
(associate; collaborator)
🔗 Additionally, in cultures with more traditional gender rôles, women may feel uncomfortable demanding that their partners use condoms.
partnership
partnership
(company)

EngelsNederlands
partner associé; compagnon; dansgenoot; deelgenoot; deelhebber; deelnemer; de partner zijn van; firmant; gezel; gezellin; maat; makker; medespeler; partner; tafeldame; tafelheer; ter zijde staan; vennoot; vriend; vrind
acting partner beherend vennoot
active partner werkend vennoot
dormant partner commanditair vennoot; stille vennoot
limited partner commanditaire vennoot
managing partner beherend vennoot
partner exchange partnerruil
partner for life levensgezel; levensgezellin
senior partner oudste vennoot
silent partner commanditair vennoot; stille vennoot
sleeping partner commanditair vennoot; stille vennoot
copartner compagnon; deelhebber; medefirmant; medevennoot
partnership associatie; compagnie; compagnieschap; deelgenootschap; maatschap; samenwerking; samenwerkingsverband; vennootschap
sparring‐partner sparring‐partner