Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord infirm

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
infirm
(crippled; stunted)
infirm
(feeble; fragile; frail)
(fast; stable; hard; resolute; solid; steadfast; unflinching; stiff); ;
;
🔗 Sullivan, who will meet Chinese counterpart in Rome on Monday, did not say whether Chinese firms or government entities would face sanctions if they helped Russia.
(robust; sturdy; burly; resistant; rugged; solid; strong; tough; able‐bodied; hefty; stout);
(peremptory; resolute)
(definite; definitive; decided; decisive; final; positive; affirmative; irrevocable)
(affix; fasten; fix; secure; clinch; consolidate);
(hospital)
🔗 When I left the infirmary I went west along the trail.
infirmity
(deformity; impairment)

EngelsNederlands
infirm gebrekkelijk; gebrekkig; hulpbehoevend; onvast; weifelend; ziek; ziekelijk; zwak
firm beslist; doen stollen; firma; flink; handelshuis; hard; hecht; kordaat; pal; prijshoudend; standvastig; stevig; vast; vast maken; vast worden; vastberaden; vastbesloten; vastmaken; vastzetten
infirmary ziekenhuis; ziekenzaal
infirmity gebrek; ongemak; onvastheid; ziekelijkheid; zwakheid; zwakte