Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord half

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(half a; semi‐)
🔗 Visual effects are the most common, occurring in up to 99% of cases and exclusively in more than half.
🔗 Half the village is in ashes.
;
🔗 She still knelt by the bed, but she had taken her hands from Tam and half turned to face the two of them on the bench.
(halve)
🔗 One bite from a hippo can possibly cut a human body in half.
(half; semi‐)
🔗 She drank half a glass of pale wine.
half‐baked
;
🔗 Perhaps you recall that I attempted negotiations on behalf of your unfortunate half‐brother.
half‐caste
(mestizo)
half‐hearted
half‐line
(hemistich)
half vers
half‐line
(radius)
;
halfpenny
(sou; pay)
;
sou
;
half‐sister
;
halfway
;
half‐year
(semester)
;
half‐yearly
(biannual; biennial)
half‐yearly
halve
(cut in half)
halve
duoniĝi

EngelsNederlands
half half; half en half; halverwege; helft; kaartje voor half geld; middenspeler; semester; speelhelft
be half ashamed zich een beetje schamen
better half wederhelft
bigger by half de helft groter
by halves ten halve
centre half midhalf; spil; voorstopper
do something by halves ergens met de pet naar gooien
for half the … voor de helft van …
from two to half past van twee tot half drie
go halves eerlijk delen; fifty‐fifty doen; samen delen
go off at half cock de mist in gaan; mislukken
half a loaf is better than no bread beter een half ei dan een lege dop; een half ei is beter dan een lege dop
half an hour een half uur
half as many again anderhalf maal zoveel
half as much again anderhalf maal zoveel
half board halfpension
half holiday vrije middag
half past five half zes
half product halfproduct
half ticket kinderkaartje
half title franse titel
he who stops halfway is only half in error beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald
his better half zijn betere helft
I half think ik ben geneigd te denken dat
in a half whisper fluisterend
in halves doormidden; in tweeën
less by half de helft minder
not half! en of!
not half angry razend
not half bad lang niet mis; lang niet slecht
not half so niet half zo
only half maar tot op de helft
other half wederhelft
half‐and‐half half‐en‐half; half‐om‐half
half‐ape halfaap
half‐baked dom; halfbakken; halfgaar; halfzacht; onbekookt
half‐blood halfbloed; halfzuster
half‐bred halfbloed
half‐breed halfbloed
half‐brother halfbroeder; halfbroer
half‐caste halfbloed
half‐cent halfje
half‐crown halve kroon
half‐dead halfdood
half‐done halfgaar
half‐face profiel
half‐grown halfvolwassen; onvolwassen; opgeschoten
half‐hearted flauwhartig; halfhartig; halfslachtig; lauw; twijfelmoedig; weifelend
half‐hour half uur
half‐hourly halfuur‐
half‐length kniestuk
half‐line halflijn
half‐measure halve maatregel
half‐mourning lichte rouw
half‐open half open
halfpenny halve penny
half‐price half geld; voor halve prijs
half‐sister halfzus; halfzuster
half‐timber vakwerk
half‐time half‐time; pauze; rust; schafttijd; voor de halve tijd
half‐tint halftint
halftone halftint; halve toon
half‐truth halve waarheid
halfway halfweg; halverwege
halfwitted halfwijs; idioot; niet goed bij zijn hoofd; zwakzinnig
half‐worn halfsleets
half‐year half jaar
half‐yearly halfjaarlijks
halve halveren; in tweeën delen