Informatie over het woord halveren (Nederlands → Esperanto: duoniĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɦɑlˈveːrə(n)/
Afbrekinghal·ve·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) halveert(hij) halveerde
(zij) halveren(zij) halveerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) halvere(dat hij) halveerde
(dat zij) halveren(dat zij) halveerden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
halverend, halverende(zijn) gehalveerd

Voorbeelden van gebruik

Door de groei van de landbouw en veeteelt is die oppervlakte inmiddels gehalveerd.

Vertalingen

Engelshalve
Esperantoduoniĝi
Portugeesreduzir‐se à metade