Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord but

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
;
🔗 But it is not enough.
(however; nevertheless; yet; still; though)
🔗 But that could change soon.
(just; only; as little as);
🔗 We don’t have a lot of time, but a few days.
(apart from; besides; in addition to; as well as; aside from; beside; except; beyond);
🔗 Are there any here but yourself?
(just; merely; only; simply; solely)
🔗 I have but to say a word to the guard and your fate is as certain as mine.
(almost; nearly; practically; virtually; just about; close to; nigh on); ; ; ; ;
zo goed als
🔗 The halls here were as empty as the others had been, and he all but ran.

EngelsNederlands
but anders dan; behalve; buiten; dan; doch; edoch; maar; of; slechts; zonder
but … op … na
all but allen met uitzondering van; alles met uitzondering van; bijna; haast; nagenoeg; schier; vrijwel; zo goed als
all but … op … na
anything but allesbehalve
but for afgezien van; behoudens
… but one op een na laatste …
but that of
but there enfin; maar enfin
ifs and buts mitsen en maren
no buts! geen maren!
nothing but louter; niets anders dan; niets dan; slechts
there is a but er komt een maar bij