Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord affirm

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
affirm (assure; certify; ensure; make sure)	betuigen ; zeker maken	certigi
affirm (assent; say yes; say yes to)	bevestigen	jesi
affirm (insist; dwell; maintain)	aandringen ; erop staan	insisti
affirm (confirm; corroborate; establish; uphold; bear out; recognize)	bevestigen	konfirmi
affirm (assert; state; allege; claim; aver; maintain)	verzekeren	aserti
affirm (swear; pledge; vow; take an oath)	een eed afleggen ; zweren ; een eed doen ; er een eed op doen	ĵuri
affirmative	bevestigend ; toestemmend	jesa
affirmative	bevestigend	konfirma
affirmative (assent; yea)	bevestiging ; toestemming	jeso
affirmative (positive)	positief	pozitiva
affirmative (definite; definitive; decided; decisive; final; firm; positive; irrevocable)	definitief ; onherroepelijk ; vast	definitiva
reaffirm	herbevestigen	rekonfirmi

Engels	Nederlands
affirm	⇆ bevestigen; ⇆ verzekeren
affirmative	⇆ bevestigend; ⇆ bevestigend woord; ⇆ positief; ⇆ toestemmend
reaffirm	⇆ herbevestigen