Duits–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Duitse woord befehlend
Duits | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
befehlend (imperativisch; gebieterisch; zwingend; bindend; Imperativ‐; Befehls‐; Zwangs‐) | ||
(gebieten; kommandieren) | ; ; ; het bevel voeren | |
(anordnen; gebieten) | ; ; ; ; ; ; ; | |
🔗 Er befahl, unverzüglich die Zelte aufzubauen und alle nötigen Vorbereidungen zum Lagern zu treffen. |