Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word fabriek

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
; ;
works
;
works
car factory
canning‐factory
🔗 Smonnie verliet de planeet en ging naar Soum waar ze een tijdje werkte in een conservenfabriek voor haring.
(aanmaken; fabriceren)
fabricate
;
; ;
works
staalfabriek
steelworks
fiŝfabriko
sausage factory
kolbasfabriko

DutchEnglish
fabriekfactory; mill; plant; works
broodfabriekbread‐factory; bakery
cementfabriekcement factory
conservenfabriekcannery; preserving factory; canning‐factory
fabrieksafvalfactory waste
fabrieksarbeidermill‐hand; factory worker
fabriekseigenaarmill‐owner; factory owner
fabrieksgebouwfactory‐building
fabrieksgeheimtrade‐secret
fabriekshalfactory hall
fabrieksmerktrademark
fabrieksprijsmanufacturer’s price
fabrieksschipfactory ship
fabrieksstadmanufacturing town
fabrieksterreinfactory site
fabriekswerkfactory work; machine‐made article; machine‐made articles
fabrikerenmanufacture; fabricate
gasfabriekgasworks; gas plant
geweerfabrieksmall‐arms factory
glasfabriekglass‐works
ijsfabriekice‐factory; ice‐works
ijzerfabriekironworks
jutefabriekjute mill
kaarsenfabriekcandle factory
lakenfabriekcloth manufactory
lucifersfabriekmatch‐factory
meelfabriekflour‐mill
melkfabriekmilk factory
porseleinfabriekchina factory; porcelain factory
proeffabriekpilot plant
schoenenfabriekfootwear factory
schoenfabriekfootwear factory
sigarenfabriekcigar factory; cigar‐works
staalfabrieksteelworks
steenfabriekbrickworks
suikerfabrieksugar factory
tabaksfabriektobacco‐factory
textielfabriektextile mill
theefabriektea‐works; tea‐factory
verffabriekpaint factory
visfabriekfish factory
vliegtuigfabriekaircraft factory
wapenfabriekarmament works; arms factory
worstfabrieksausage factory
zuivelfabriekcreamery; dairy; dairy factory