English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word widen

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
widen
(spread; broaden; disseminate; dispense; disperse; propagate)
; ;
disvastigi
widen
(broaden; expand)
; ; ;
plilarĝigi
(extensive; spacious; vast; capacious; commodious; huge; open; ample; baggy); ; ; ;
wijd
🔗 There are wide variations between winter and summer temperatures, and violent thunderstorms and tornados are common.
(broad);
wijd
🔗 Then he bowed to her, holding his cloak wide.

EnglishDutch
widen breder maken; breder worden; verbreden; verruimen; verwijden; wijder maken; wijder worden; zich verbreden; zich verwijden
wide breed; ernaast; groot; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; veelomvattend; veelzijdig; wijd; wijd en zijd; wijd uiteen; wijdbeens; wijdopen
widening steeds wijder wordend; verbreding; verruiming; verwijding; wijder wordend; zich verbredend