English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word widening

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
widen
(spread; broaden; disseminate; dispense; disperse; propagate)
; ;
disvastigi
widen
(broaden; expand)
; ; ;
plilarĝigi

EnglishDutch
widening steeds wijder wordend; verbreding; verruiming; verwijding; wijder wordend; zich verbredend
widen breder maken; breder worden; verbreden; verruimen; verwijden; wijder maken; wijder worden; zich verbreden; zich verwijden