English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sporting

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
sporting	sport‐	sporta
sporting	sportief	sportema
sport	sport	sporto
sport (variant; variable)	lezing ; variabele ; variant	varianto
sporting‐dog (hound)	jachthond	ĉashundo

English	Dutch
sporting	⇆ dartelend; ⇆ jacht‐; ⇆ jagers‐; ⇆ spelend; ⇆ sport‐; ⇆ sportief
a sporting chance	⇆ een eerlijke kans
sporting achievement	⇆ sportprestatie
sporting dress	⇆ sportkostuum
sporting news	⇆ sportberichten; ⇆ sportnieuws
sporting paper	⇆ sportblad
sporting results	⇆ sportuitslagen
sport	⇆ dartelen; ⇆ eropna houden; ⇆ geuren met; ⇆ jacht; ⇆ pronken met; ⇆ scherts; ⇆ schertsen; ⇆ speelbal; ⇆ spel; ⇆ spelen; ⇆ speling; ⇆ sport; ⇆ sporten; ⇆ sportieve kerel; ⇆ sportieve meid; ⇆ tak van sport; ⇆ tentoonspreiden; ⇆ tentoonstellen; ⇆ tijdverdrijf; ⇆ vermaak; ⇆ zich ontspannen; ⇆ zich uitdossen in; ⇆ zich uitdossen met; ⇆ zich verlustigen
sporting‐dog	⇆ jachthond
sporting‐gun	⇆ jachtgeweer
unsporting	⇆ onsportief; ⇆ unfair