English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word share

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
share
(helping; portion; ration)
; ;
share
(part; piece; portion)
🔗 I should like to feel that I am doing my share, but if you say no I can only abide by your decision.
share
(interchange; swap; change; exchange; switch; trade)
; ; ; ; ; ;
share
sperti kune
share
;
samen gebruiken
share
(royalties)
tantième
bearer share
(share to bearer)
registered share
aandeel op naam
noma akcio
share to bearer
(bearer share)
share‐capital
(stocks)
shareholder
(stockholder)
(stockmarket)
sharer
(participant; party)
sharing
;
verdeling
sharing

EnglishDutch
share aandeel; deel; deelnemen; deelnemen in; delen; delen in; fonds; ploegschaar; portie; quota; quotum; samen gebruiken; schaar; taks
bearer share aandeel aan toonder
block of shares aandelenpakket
fall to somebody’s share iemand ten deel vallen
fall to the share of te beurt vallen
founder’s shares oprichtersaandelen
have a share in aandeel hebben in
have no share in it er geen deel in hebben
lion’s share leeuwedeel
market share marktaandeel
nominal share aandeel op naam
ordinary share gewoon aandeel
preference share preferent aandeel; prioriteitsaandeel
registered share aandeel op naam
share broker effectenmakelaar
share certificate certificaat van aandeel
share in deelnemen aan; deelnemen in; delen in
share out uitdelen; verdelen
share to bearer aandeel aan toonder
share with delen met
share‐capital aandelenkapitaal
sharecropper deelpachter
shareholder aandeelhouder
share‐market aandelenmarkt
sharer deelgenoot
shares aandelen; effecten
sub‐share onderaandeel