English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word readiness

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
readiness
; ;
readiness
(consideration; decency; helpfulness)
;
schikkelijkheid
;
toeschietelijkheid
(obliging; willing)
servopreta
(cash; in cash)
(finished); ;
🔗 Father, I am not ready for such an event.

EnglishDutch
readiness bereidheid; bereidwilligheid; gereedheid; paraatheid; promptheid; slagvaardigheid; vaardigheid; vlugheid
hold in readiness gereedhouden
hold oneself in readiness zich gereedhouden
in readiness gereed; klaar; paraat
put in readiness gereedleggen; in gereedheid brengen; klaarleggen
readiness for battle slagvaardigheid
readiness of resource vindingrijkheid
readiness of wit gevatheid
ready baar; bereid; bereidvaardig; bereidwillig; bij de hand; gebruiksklaar; gemakkelijk; gereed; gevat; klaar; klaarmaken; paraat; prompt; snel; vaardig; vlot; vlug; voorbereiden; zich klaarmaken; zich voorbereiden
unreadiness onbereidwilligheid; ongereedheid; onwilligheid