English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word provoking

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
provoke
(excite; incite; rouse; stimulate; stir up; arouse; irritate; poke; rile up)
provoke
(defy; incite; challenge)
; ; ; ;
provoke
(develop; cause; create; engender)
provoke
(annoy; aggravate; exasperate)
;
provoke
(cause; give rise to; result in; inflict; wreak; bring)
provoke
(cause; cause to take place; hold; organize; stage)
provoke

EnglishDutch
provoking ergerlijk; lam; prikkelend; tartend; tergend
provoke aanhitsen; ergeren; gaande maken; kwaad maken; opwekken; prikkelen; provoceren; tarten; tergen; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; uittarten; wekken