English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pour

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(rain cats and dogs);
pluvegi
(scatter; shed; tip); ;
(dump; pour out; tip)
ŝuti
ŝutiĝi
pour in
pour in
pour off
(strain off)
deverŝi
pour off
(decant)
;
pour out
(empty; spill)
; ;
elverŝi
pour out
(dump; pour; tip)
;
ŝuti
downpour
; ;

EnglishDutch
pour gieten; inschenken; in stromen doen neerkomen; in stromen neerkomen; opgieten; overgíéten; schenken; storten; stortregenen; stromen; uitgieten; uitschenken; uitstorten
it never rains but it pours een ongeluk komt nooit alleen; een ongeluk komt zelden alleen
it’s pouring water upon a duck’s back het is boter aan de galg gesmeerd; het is boter aan de galg smeren
pour cold water on een domper zetten op
pour cold water on somebody iemand een koude douche geven
pour down in stromen neerkomen
pour forth uitgieten; uitstorten
pour in binnenstromen; ingieten; instromen
pour into inpompen; overgieten in
pour off afgieten; afschenken
pour on opschenken
pour oneself out zijn gemoed uitstorten
pour out inschenken; naar buiten stromen; plengen; schenken; uitgieten; uitschenken; uitstorten; verschenken
pour out one’s heart zijn gemoed luchten; zijn gemoed uitstorten; zijn hart uitstorten
pour over overschenken
pour ridicule on belachelijk maken
pour scorn on verachten
downpour gietbui; plasregen; plensbui; slagregen; stortbui; stortregen
pourer gietemmer; gieter; uitgieter
pouring storting