English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word network

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(net);
🔗 Therefore, the network of roads is what appears in the atlas.
;
(network)
(nett)
netto‐
🔗 According to the researchers’ estimates, the net effect is that Oahu will continue to grow for as long as 1.5 million years.
(control; operate; enable; implement; actuate)
(labour);
🔗 I’m working for Sladen.
(labour);
🔗 Work started in 1907 and the building was completed in 1908.
;
🔗 Some people have referred to that as a work of fiction
(act; be effective; have effect; impact; impinge; avail; be efficacious; exert; have an effect; produce an effect)
uitwerking hebben
;
🔗 The forces of society work against you.
(cultivate; farm; grow); ;
(carve; sculpture; sculp); ;
skulpti
(cope with)
(exploit; utilize; leverage; take advantage of)
(ferment; rise);
(knead)

EnglishDutch
network net; netwerk; omroepmaatschappij; zender; zendernetwerk
air network luchtnet
local area network lan
network administrator netwerkbeheerder
old boy network vriendjesnetwerk
telephone network telefoonnet
television network televisienet
net achter het net vissen; afvissen; in een net vangen; in zijn netten vangen; knopen; net; netje; strik; tule; vangen; vitrage; zijn netten uitwerpen
work aanrichten; arbeid; arbeiden; bedienen; bereiden; bewerken; boekwerk; doen; doorwérken; exploiteren; functioneren; gewrocht; gisten; ontginnen; uitwerking hebben; werk; werken; werkstuk