English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word misery

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
misery
(wretchedness; want; squalor)
; ;
miserable
bedaŭriga
miserable
(catastrophic; disastrous)
miserable
(dismal; pitiful; poor; unenviable; piteous)
miserable
(bad; nasty; poor; wrong)
miserable
malfeliĉiga
miserable
(bleak; dismal; gaunt; sad; sombre; sullen; gloomy)
; ; ; ;
triestig
miserable
(dismal; sad; dark; gloomy; grim; lugubrious; sorrowful)
miserable
(dismal; bleak; depressing; saddening)
; ; ;
malĝojiga
miserable
(abject; wretched; dismal; forlorn; squalid)
; ;
miserable
(needy; destitude; impoverished; penniless)
; ;
miserable

EnglishDutch
misery ellende; jammer; kommer; misère; miserie; narigheid; rampzaligheid; rottigheid; smart; tegenspoed
bring misery upon leed berokkenen aan
put out of misery uit zijn lijden verlossen
put somebody out of his misery iemand uit zijn lijden verlossen
miserable armzalig; belabberd; beroerd; boetpsalm; deerlijk; diep ongelukkig; droevig; ellendig; erbarmelijk; jammerlijk; lamlendig; miserabel; nietig; rampzalig