Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word armzalig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(arm; beklagenswaardig; armoedig; pover; beklagenswaard)
🔗 Londen is een armzalige plaats om en verlof door te brengen.
(armzalig; armoedig; pover)
🔗 De arme Bilbo kon het niet langer aanhoren.
;
crank‐handle
🔗 Hij was zo arm als een kerkrat.
🔗 Hij nam haar in zijn armen en droeg haar de kamer uit.

DutchEnglish
armzalig beggarly; dismal; flimsy; footy; grotty; lame; lamentable; measly; mingy; miserable; paltry; pitiful; poor; scabby; scrubby; shabby; sleazy; small; tin‐pot; wretched
arm arm; bracket; branch; indigent; penniless; poor; poverty‐stricken; needy