English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word lease

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
lease
(take on lease)
lease
farming lease
;
take on lease
(lease)
(unleash; utter; draw)
(allow; leave; let)
(free; liberate; turn loose); ; ;
(let go)
🔗 Release me, you stinking animals!
(draw out; drive out; utter; output; vent; void; issue; get out; expel; give vent to)
release
(output; emission)
; ;
release
(liberation; riddance)
;
(loose; loosen; relax; slacken; unwind)

EnglishDutch
lease huren; huur; huurceel; huurcontract; huurtijd; leasen; lezen; pacht; pachtcontract; pachten; verhuren; verhuring; verpachten; verpachting
have taken a new lease of life geheel verjongd zijn
hold on lease in pacht hebben
lease of life levensduur
long lease erfpacht
on long lease in erfpacht
put out to lease verhuren; verpachten
take by lease huren; pachten
take on lease huren; in pacht nemen; pachten
term of lease huurtijd
leasehold huur‐; pacht; pachthoeve; pacht‐
leaseholder huurder; pachter
leasing leasing; verpachting
lessee huurder; pachter
release bevrijden; bevrijding; in vrijheid stellen; invrijheidsstelling; loslaten; loslating; losmaken; naar huis sturen; naar huis zenden; nieuwe CD; nieuwe film; nieuwe plaat; ontheffing; ontslaan; ontslag; ontspannen; ontspanner; overdracht; overdragen; publiceren; uitbrengen; uitlaat; uitzending; verlossen; vrijgeven; vrijlaten; vrijlating; vrijmaken
sublease ondercontract; onderverhuren; onderverhuring; onderverpachten; onderverpachting
underlease onderverhuren; onderverpachten