English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word housecraft

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(craftiness; cunning; guile; malice; maliciousness)
(handicraft; occupation; trade); ;
🔗 Would not the craft to destroy Blikdak be contained here?
🔗 The house surprised her every time she saw it.
(dwell; live; reside; stay; lodge);
(accommodate)
onder dak brengen
🔗 This, the pirate was sure, housed the chieftain and his folk.

EnglishDutch
housecraft huishoudkunde; huisvlijt
craft ambacht; arglist; bedrog; gild; gilde; handwerk; kunst; kunstgreep; kunstnijverheid; list; listigheid; sluwheid; vaartuig; vak
house behuizing; binnenhalen; firma; house; huis; huisvesten; huisvesting verlenen; huizen; onder dak brengen; onderbrengen; schoolafdeling; schouwburgzaal; stallen; voorstelling; wonen; woning; zaal