English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word circle

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 The balls now danced between Thom’s hands in two intertwining circles.
(ring; round; circuit);
(society; club);
(adherents; disciples; following; party; supporters; number);
(circumvent; go around; go round)
turniĝi cirkle
🔗 The debate within NATO circles, the official added, is now over whether it is possible for Kyiv to retake Crimea and the Donbas territories seized by Russia and Russian‐backed separatists, respectively, in 2014.
unit circle
unuocirklo
(surround; girth; close in on); ;
🔗 She stood in a meadow, encircled by tall gloomy trees.

EnglishDutch
circle⇆ balkon; ⇆ cirkel; ⇆ cirkelen; ⇆ cirkelen om; ⇆ cirkelgang; ⇆ draaien; ⇆ gezelschap; ⇆ kransje; ⇆ kring; ⇆ omringen; ⇆ omsingelen; ⇆ omspánnen; ⇆ omtrek; ⇆ ring; ⇆ ronddraaien; ⇆ rondgaan; ⇆ rondte
centre circle⇆ middencirkel
circle of acquaintances⇆ kennissenkring
circle of friends⇆ vriendenkring
come full circle⇆ weer bij het begin terugkomen
domestic circle⇆ familiekring; ⇆ huiselijke kring
escribed circle⇆ aangeschreven cirkel
family circle⇆ familiekring; ⇆ galerij
going round in circles⇆ op een dood spoor zitten
government circles⇆ regeringskringen
home circle⇆ familiekring
magic circle⇆ tovercirkel; ⇆ toverkring
polar circle⇆ poolcirkel
running round in circles⇆ op een dood spoor zitten
square the circle⇆ het onmogelijke proberen
the upper circles⇆ de hogere kringen
traffic circle⇆ circuit; ⇆ rondpunt; ⇆ rotonde; ⇆ verkeersplein; ⇆ verkeerswisselaar
turning circle⇆ draaicirkel
upper circle⇆ tweede balkon
vicious circle⇆ vicieuze cirkel
circlet⇆ band; ⇆ cirkeltje; ⇆ kringetje; ⇆ ring
encircle⇆ insluiten; ⇆ omcirkelen; ⇆ omgeven; ⇆ omranken; ⇆ omringen; ⇆ omsingelen; ⇆ omsluiten; ⇆ omvatten
semicircle⇆ halve cirkel
sewing‐circle⇆ naaikrans