Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word ring

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Ze gaf hem de ring.
(band);
🔗 Toen nam hij de kleine cilinder met de rode ringen uit zijn zak, en controleerde die ook.
earring
ring‐snake
;
grass‐snake
🔗 Dichtbij de stad wordt het leefgebied van reeën, dassen, ringslangen en vele andere dieren groter en wordt onze leefomgeving groener en natuurlijker!
annelid
trouwring
wedding‐ring
geedziĝa ringo
;
signet‐ring
🔗 Het was de zegelring van onze vader, die ze vasthield.

DutchEnglish
ring band; belt; circle; circlet; collar; girdle; hoop; prize‐ring; ring
bijtring teething‐ring
gordijnring curtain ring
jaarring growth ring
neusring nose‐ring
oorring earring
pakkingring gasket‐ring
ringbaard fringe
ringband ring binder
ringdijk ring‐dike; circular embankment
ringen girdle; ring
ringetje little ring
ringlijn circular railway
ringmus tree‐sparrow
ringmuur ring‐wall; circular wall
ringrijden tilt at the ring
ringrups ring‐streaked caterpillar
ringslang grass‐snake; ring‐snake
ringsteken tilt at the ring
ringvaart circular canal
ringvinger fourth finger; ring finger
ringweg bypass; bypass road; orbital road; ring road
ringworm ringworm; annelid
servetring napkin ring; serviette ring
sleutelring key‐ring
sluitring washer
tepelring nipple ring
toverring magic ring
trouwring wedding‐ring; marriage ring
verlovingsring engagement ring
vingerring finger ring
vissersring ring of the fisherman; piscatory ring
zegelring seal‐ring; signet‐ring
zuigerring piston‐ring