English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word chain

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(fetter; shackle; bind)
(fetter; shackle)
🔗 One chain of protesters in Minsk was almost two miles (3.2 kilometres) long.
chain of office
golden chain
(common laburnum; golden rain; golden chain tree)
golden chain tree
(common laburnum; golden chain; golden rain)
mountain chain
(chain of mountains; mountain range; rand)
non‐skid chain
sneeuwketting
kontraŭglita ĉeno
(noria)
chain‐guard
(gear‐case)
(mail)
unchain
(free)

EnglishDutch
chain aan de ketting leggen; filiaalbedrijf; grootwinkelbedrijf; guirlande; in ketenen slaan; keten; ketenen; ketting; met ketenen afsluiten; ordeketen; reeks; trekker; vastleggen
anchor chain ankerketting
bicycle chain fietsketting
chain bracelet schakelarmband
chain bridge kettingbrug
chain letter kettingbrief
chain lock kettingslot
chain of office ambtsketen
chain reaction kettingreactie
chain smoking kettingroken
chain up vastketenen; vastleggen
golden chain goudenregen
golden chain tree goudenregen
mountain chain bergketen; gebergte
non‐skid chain sneeuwketting
pull chain trekker
put into chains in ketenen slaan
snow chain sneeuwketting
watch chain horlogeketting
bucket‐chain Jakobsladder
chain‐guard kettingkast
chainmail maliënkolder
chains boeien; ketenen
chain‐saw kettingzaag
chain‐shot kettingkogel
chain‐smoke kettingroken
chain‐smoker kettingroker
chain‐stitch kettingsteek
chain‐store bijhuis; filiaal; filiaal van een grootwinkelbedrijf; filiaalbedrijf; grootwinkelbedrijf
curb‐chain kinketting
dog‐chain hondeketting
enchain boeien; ketenen
guard‐chain sautoir; veiligheidskettinkje
neck‐chain halsketting
unchain loslaten; ontketenen