English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bank

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(shore; coast; waterside); ;
(sandbank);
(ramp; slope; embankment);
(deposit; file; lodge; store)
(shoal)
ondiepe plek
;
(rebound; bounce; recoil; ricochet); ; ; ; ;
resalti
(file; line; rank; row; queue; round; run; sequence; string)
🔗 This came for you at the bank after you’d left.
bank account
(banking account)
bank balance
(balance; balance with a bank)		;
bank card
(debit card; cheque card)
debetkarto
bank credit
bank discount
(bank rate)
bank employee
(female bank employee)
bank guarantee
(banker’s guarantee)
bank manager
(banker)
bank official
(bank clerk; banker)
bank on
(have faith; have faith in; trust; rely on; have confidence in)
vertrouwen op
bank on
(be dependent on; depend on; depend upon; be reliant on)		; ;
(stake; bet on; wager)
wedden om
veti je
🔗 But don’t bank on it yet.
bank raid
bank rate
(bank discount)
bank robber
bank robbery
bank run
bank statement
(statement of account; account statement)
kontoeltiro
(sand‐martin)
bank up
(earth; earth up; tump)
plenigi per tero
come out of its banks
(overflow)
buiten de oevers treden
;
buiten zijn oevers treden
🔗 With less than a week until Thanksgiving, the economic fallout from the coronavirus pandemic is forcing some Americans to go to food banks for the first time.
mortgage bank
banking
banknote
;
databank
(database)
embank
(dam in; dam up)
interdigigi
🔗 He buried Floriel by the riverbank and tried to forget her in intense study.
sandbank
(bank)

EnglishDutch
bank⇆ bank; ⇆ banken; ⇆ bankieren; ⇆ bankzaken doen; ⇆ berm; ⇆ boord; ⇆ dam; ⇆ deponeren; ⇆ dijk; ⇆ doen overhellen; ⇆ dwarshelling; ⇆ een bankrekening hebben; ⇆ glooiing; ⇆ groep; ⇆ indammen; ⇆ inrekenen; ⇆ mistbank; ⇆ oever; ⇆ op de bank zetten; ⇆ op de bank zitten; ⇆ overhellen; ⇆ rij; ⇆ slagzij; ⇆ slagzij maken; ⇆ wal; ⇆ zandbank
bank account⇆ bankrekening
bank balance⇆ banksaldo; ⇆ banktegoed
bank card⇆ bankpas; ⇆ betaalpas; ⇆ pinpas
bank credit⇆ bankkrediet
bank discount⇆ bankdisconto
bank employee⇆ bankemployé; ⇆ bankemployée
bank guarantee⇆ bankgarantie
bank holiday⇆ algemene vrije dag; ⇆ beursvakantiedag
bank manager⇆ bankdirecteur
bank official⇆ bankbediende
bank of issue⇆ circulatiebank
bank on⇆ vertrouwen op; ⇆ wedden op
bank raid⇆ bankoverval
bank rate⇆ bankdisconto; ⇆ disconto
bank robber⇆ bankrover
bank robbery⇆ bankroof
bank run⇆ bankrun
bank statement⇆ bankafschrift; ⇆ rekeningafschrift; ⇆ rekeninguittreksel
bank swallow⇆ oeverzwaluw
bank up⇆ aanaarden; ⇆ indammen; ⇆ ophopen; ⇆ opstapelen; ⇆ zich opstapelen
bank vault⇆ bankkluis
bank with⇆ bankzaken doen bij; ⇆ een bankrekening hebben bij
blood bank⇆ bloedbank
bottle bank⇆ glasbak; ⇆ glascontainer
break the bank⇆ de bank laten springen
credit bank⇆ kredietbank
deposit bank⇆ depositobank
fog bank⇆ mistbank
food bank⇆ voedselbank
gene bank⇆ genenbank
giro bank⇆ girobank
hold the bank⇆ de bank houden
insurance bank⇆ verzekeringsbank
keep the bank⇆ de bank houden
laugh all the way to the bank⇆ bijzonder ingenomen zijn met de verkregen winst
merchant bank⇆ handelsbank
mortgage bank⇆ hypotheekbank
overflow its banks⇆ buiten de oevers treden
piggy bank⇆ spaarvarken
right bank⇆ rechteroever
sperm bank⇆ spermabank
the river has overflowed its banks⇆ de rivier is buiten haar oevers getreden
bank‐book⇆ kassiersboekje
banking⇆ bankbedrijf; ⇆ bankwezen
banknote⇆ bankbiljet; ⇆ bankje; ⇆ banknoot; ⇆ biljet
clearing‐bank⇆ girobank
databank⇆ databank
embank⇆ bedijken; ⇆ indammen; ⇆ indijken
loan‐bank⇆ leenbank
oyster‐bank⇆ oesterbank
riverbank⇆ rivieroever
sandbank⇆ droogte; ⇆ zandbank
savings‐bank⇆ spaarbank; ⇆ spaarkas
snow‐bank⇆ sneeuwbank