Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word woonboot

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
houseboat
🔗 Is Navarth aan boord van de woonboot?
(schuit)
🔗 Je kunt niet op Lettermullen wonen en niet gewend aan boten zijn.
(schip; vaartuig)
(huizen; resideren; woonachtig zijn); ; ; ;
🔗 Ik woon bij u in de straat.
(resideren)
rezidi

DutchEnglish
woonboot houseboat
boot boat; steamer; vessel
wonen abide; dig; dwell; house; live; lodge; reside; stay