Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word wasser
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
dishwasher | ||
(afwasmachine; vaatwasmachine) | dishwasher | |
🔗 Ze stopten de borden in de vaatwasser en gingen in de grote salon zitten. | ||
🔗 Volgens de regering zijn meer dan zeshonderdduizend mensen getroffen door het wassende water. | ||
lesivi | ||
(opgaan; oprijzen; opstijgen; rijzen; stijgen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | ||
(ómspoelen; uitwassen) | ; | |
🔗 Ze wastte haar lange, donkere haar. | ||
(was‐) | ||
(groeien; toenemen; aanwassen) | ; | |
🔗 De oude maan verdween en een nieuwe maan wies en nam af in de wereld daarbuiten, terwijl wij daar vertoefden. | ||
(mengen; mêleren) | shuffle | |
laundry | ||
🔗 Nog geen drie minuten later stond hij op de parkeerplaats van de wasserij. |
Dutch | English |
---|---|
wasser | ⇆ washer |
bordenwasser | ⇆ dishwasher; ⇆ scullion |
glazenwasser | ⇆ window‐cleaner; ⇆ dragonfly |
vaatwasser | ⇆ dishwasher |
wassen | ⇆ be on the increase; ⇆ grow; ⇆ increase; ⇆ launder; ⇆ lave; ⇆ pan off; ⇆ pan out; ⇆ wash; ⇆ wax; ⇆ waxen; ⇆ wash down; ⇆ washing; ⇆ shuffle; ⇆ rise; ⇆ wash up |
wasserette | ⇆ launderette; ⇆ laundromat |
wasserij | ⇆ laundry; ⇆ laundry‐works |