Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vistuig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gareel)
(canaille; geboefte; gespuis; grauw; rapalje; schorem; schorremorrie)
rabble
;
🔗 Sinds we je uit de rivier hebben gevist, heb je op het randje van de dood gebalanceerd.
🔗 Er was nu een andere beer aan de rand daarvan, die eveneens stond te vissen.
fish with a line
🔗 Ik ga intussen een beetje vissen.

DutchEnglish
vistuig fishing‐gear; fishing‐tackle
tuig gear; harness; rig; rigging; rig‐out; rig‐up; tackle; trash; vermin; strapping; tools; fishing‐tackle; stuff; rubbish; riff‐raff; rabble
vissen fish; fishing