Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitstel

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
uitstel (oponthoud; opschorting; verdaging; verlating; verlet; respijt)	adjournment ; delay ; postponement	prokrasto
🔗 Ik wil geen uitstel.
uitstellen (aanhouden; verdagen; verschuiven)	delay ; postpone ; adjourn ; defer ; procrastinate ; shelve ; put off	prokrasti
🔗 Ik stel mijn oordeel uit.

Dutch	English
uitstel	⇆ abode; ⇆ adjournment; ⇆ deferment; ⇆ deferral; ⇆ delay; ⇆ grace; ⇆ postponement; ⇆ procrastination; ⇆ prorogation; ⇆ put‐off; ⇆ reprieve; ⇆ respite; ⇆ retard; ⇆ retardation; ⇆ retardment; ⇆ stay
geen uitstel kunnen lijden	⇆ admit of no delay
uitstel geven	⇆ grant a delay
uitstel is geen afstel	⇆ all is not lost that is delayed; ⇆ forbearance is no acquittance; ⇆ omittance is no quittance
uitstel van betaling	⇆ extension of time for payment
uitstel van executie	⇆ stay of execution
uitstel verlenen	⇆ grant a delay
uitstel vragen	⇆ ask for a delay
van uitstel komt afstel	⇆ procrastination is the thief of time; ⇆ tomorrow never comes
zonder uitstel	⇆ without delay
uitstellen	⇆ adjourn; ⇆ defer; ⇆ delay; ⇆ hold off; ⇆ hold over; ⇆ post off; ⇆ postpone; ⇆ procrastinate; ⇆ prorogue; ⇆ put off; ⇆ remit; ⇆ retard; ⇆ shelve