Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tuig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gareel)
(canaille; geboefte; gespuis; grauw; rapalje; schorem; schorremorrie)
rabble
;
instruments of murder
mortigiloj
(equipage; koets)
carriage
🔗 Ik deelde een rijtuig met de redacteur.
(wagon; spoorwagon)
carriage
;
🔗 Ik zal u een compartiment laten geven in het rijtuig dat wij in Belgrado hebben aangekoppeld.
speeltuig
speeltuig
(muziekinstrument)
musical instrument
explosive device
(optuigen)
(optuigen)
tuighuis
(arsenaal)
(boot; schip)
🔗 Dat nieuwtje vloog over het hele vaartuig.
; ;
🔗 En waar moet dat vliegtuig landen?
(vehikel);
🔗 In het voertuig zaten dertig mensen.
(bewapening; wapens);
weapons
🔗 Het Oekraïense leger hoopt met Amerikaans wapentuig het tij in de oorlog te keren.

DutchEnglish
tuig fishing‐tackle; gear; harness; rabble; riff‐raff; rig; rigging; rig‐out; rig‐up; rubbish; strapping; stuff; tackle; tools; trash; vermin
moordtuig instrument of murder; instruments of murder
oorlogstuig war material
rijtuig carriage; motor‐coach; waggon
speeltuig instrument; musical instrument
springtuig explosive
tuigage rigging
tuigen harness; rig
tuighuis arsenal; magazine
vaartuig conveyance; craft; vessel
vistuig fishing‐gear; fishing‐tackle
vliegtuig aeroplane; aircraft; airplane; plane; flying machine
voertuig conveyance; vehicle; carriage
wapentuig armour; weapons; arms