Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word stationwagen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(stationcar)
estate car
;
estate waggon
;
luksa kamioneto
🔗 Maar stel dat er een nauwkeurig onderzoek werd ingesteld, dan, dan was het toch nog mogelijk dat iemand de stationwagen met zes passagiers de woestijn had zien in rijden?
(op het spel zetten; riskeren; in de waagschaal stellen)
hazard
; ;
🔗 Ik besefte wat ik waagde.
carriage
(kar);
🔗 Het kraken van de wagen verwijderde zich.
(zich vermeten)
🔗 Tom Poes waagde het niet om zijn vriend opnieuw te storen.
(durven; het wagen);
(op het spel zetten)
gamble with
🔗 Hij bleef een paar minuten naar de Arabieren staren maar toen ze zich niet bewogen, besloot hij een kans te wagen.

DutchEnglish
stationwagen estate car; estate waggon; station‐waggon; waggon
wagen adventure; car; carriage; cart; chance; hazard; risk; truck; van; venture; waggon; dare; vehicle; coach