Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schreeuw

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gil; krijs);
screech
;
🔗 Ze gaf een schreeuw van angst en liet de kaars vallen.
(kreet; roep);
(balken)
vociferate
(gieren; joelen);
🔗 Er werd geschreeuwd en gevloekt.

DutchEnglish
schreeuw cry; honk; hoot; scream; screech; shout; squall; squawk; squeal
een schreeuw geven give a cry
schreeuwen bawl; bell; brawl; bray; clamour; cry; holler; honk; hoot; scream; vociferate; whoop; yell; squall; squawk; screech; shout