Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rem

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Hij keek naar buiten, waar zijn aandacht werd getrokken door het geluid van gierende remmen.
to the point
trafe reaganta
lively
;
🔗 De inspecteur wilde iets heel ad rems zeggen op het moment dat hij zijn slachtoffer verraste.
to the point
spritresponda
to the point
trafe dirita
to the point
rapidresponda
band brake
radringa bremso
communication‐cord
🔗 Trek aan de noodrem.
(remschoen); ; ;
sprag
(afremmen)
🔗 Ik remde en stapte uit.
(remblok); ;
(remblok; remschoen); ; ;
sprag
;

DutchEnglish
rem brake; drag; inhibition; stay
ad rem aptly; to the point
op de rem gaan staan slam one’s brakes; jam on one’s brake
achterrem rear brake
bandrem band brake
handrem handbrake
luchtdrukrem air brake
noodrem communication‐cord; emergency‐brake; safety‐brake
rembekrachtiging servo‐assistance unit
remblok trig; sprag; friction‐block; brake‐block; drag; skid
remcircuit braking unit
remkabel brake cable
remlicht stop light; brake‐light
remmen brake; inhibit; put a brake on; put on the brake; put on the drag; put on the brakes
rempedaal brake; brake‐pedal; foot brake
remschijf brake disc
remschoen drag; shoe; skid; drag‐shoe; brake‐shoe
remvloeistof brake‐fluid
remvoering brake‐lining
schijfrem disc brake
terugtraprem coaster brake; pedal brake; back‐pedalling brake
trommelrem drum brake
vacuümrem vacuum brake
velgrem rim‐brake