Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word pot

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
; ; ;
mug
;
jar
🔗 De zaailingen moeten in potten overwinteren.
(bajes; cachot; gevang; gevangenis; nor; lik; bak);
🔗 Hij kan geen geld in ontvangst nemen zolang hij in de pot zit.
Keulse pot
stone jar
grejsa poto
flowerpot
🔗 Centimeter voor centimeter inspecteerde hij de grond, keerde bloempotten om en haalde oude zakken binnenstebuiten.
🔗 Daar heeft die blokpot iets om over na te denken, dacht Bäckström terwijl hij discreet zijn rechterhand in de buurt van de alarmklok onder zijn bureau legde.
grouser
;
grumbler
(reuzenprotea; koningsprotea)
king protea
;
giant protea
; ;
🔗 De hutspot van gisteren zal steun moeten geven tot een volgend maal.
(inktkoker)
🔗 „Wat is dat?” riep de hooggeplaatste functionaris, een inktpot grijpend.
(nachtspiegel; po)
chamber pot
(nachtspiegel; po)
chamber pot
(koffiekan)
coffee‐pot
(kookpan; pan)
cooking‐pot
🔗 Ze slofte treurig naar haar kookpot en heer Bommel keek haar nadenkend na.
mustard pot
(pispot)
chamber pot
(pispot);
chamber pot
(piespot)
chamber pot
(piespot);
chamber pot
;
🔗 We zijn bezig met een heel delicate zaak, waarbij we geen pottekijkers kunnen gebruiken.
suikerpot
sugar‐bowl
(trekpot)
teapot
🔗 En waar heeft hij de theepot gelaten?
trekpot
(theepot)
teapot

DutchEnglish
pot bowl; butch; calaboose; can; chamber; chamber pot; clink; crock; dike; jackpot; jar; jug; kitty; lock‐up; mug; nick; pan; pool; pot; quod; skookum house; slammer; stakes; well
de hond in de pot vinden go without one’s dinner
de pot verteren spend the pool
de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet it’s the pot calling the kettle black; the pot calls the kettle black
de pot winnen win the jackpot
één pot nat much of a muchness; six of one and half a dozen of the other; tweedledum and tweedledee
gestampte pot hotchpot; hotchpotch
je kan de pot op! up yours!; go fly a kite!; go jump into the lake!
Keulse pot Cologne jar; stone jar
bloempot bough‐pot; flowerpot; plant pot; pot
blokpot bull dike
boterpot butter pot; butter crock
brompot Dutch uncle; grouch
closetpot lavatory bowl; pan
fooienpot tronc
honingpot honey‐pot; giant protea; king protea; king sugar‐bush
hutspot hodgepodge; hotchpotch; mash; mashed potatoes, carrots and onions with meat
inktpot ink‐well; inkstand; well
inmaakpot preserving‐jar
jampot jam‐jar; jam‐pot
kamerpot chamber; chamber pot
knalpot silencer; exhaust‐box
koffiepot coffee‐pot
kookpot cooking‐pot
lijmpot glue‐pot
mosterdpot mustard pot
pappot pap‐pot
piespot piss‐pot
pispot piss‐pot
potas potash
potdeksel pot lid
potdicht tightly closed; very close
pothoed cloche; cloche hat
potplant potted plant; pot plant
potscherf crock; potshard; potsherd
pottekijker snooper
pottenbakker ceramist; potter
pottenbakkerij pottery; potter’s workshop
pottenwinkel earthenware shop
spaarpot Christmas box; money‐box; save‐all
stamppot hotchpot; hotchpotch
strooppot treacle‐pot
suikerpot sugar‐basin; sugar‐bowl
tabakspot tobacco‐jar
teerpot tar‐pot
theepot teapot
toiletpot lavatory pan; toilet bowl
trekpot teapot
verfpot paint‐pot
verpotten pot; repot; pot out
vetpot grease‐pot
vleespot flesh‐pot